Als je kind mag afzwemmen
Ik zit in een bomvol zwembad. Langs alle kanten van het grote 25 meter bad zitten mensen op bankjes. Blootvoets, of met felblauwe plastic zakjes om hun schoenen. Zoals in de uitnodiging al nadrukkelijk vermeld stond is het warm. Een verzengende, smorende hitte die zorgt dat mijn rug al snel vochtig wordt onder mijn fijngebreide jurk. Eigenwijs als ik ben dacht ik daar als koukleum prima comfortabel in te zijn. Maar ik voel me alles behalve comfortabel. Niet alleen vanwege de hoeveelheid mensen, het gegalm van de stemmen of de warmte, meer vanwege het blonde, tengere jongetje dat vlakbij het tweede startblok staat. Hij leunt voorover en steunt op het betegelde muurtje voor hem. Is hij net zo zenuwachtig als ik?
In de minuten die we moesten wachten in de kleedkamers, flitste mijn eigen zwemlessen door mijn gedachten. Van het afzwemmen herinner ik me alleen de sliert kinderen waar ik tussen liep, hand in hand een ronde om het bad voordat we erin moesten. Luid applaus van de vaders, moeders, opa’s en oma’s. Ik kreeg een opblaasboot cadeau na de goede afloop. Hoe zwaar mijn lange haar altijd voelde. Hoe ik tijdens een van de lessen mijn moeder op de kant hoorde praten met de badjuf. “Ze kan goed en snel zwemmen maar ze wil maar niet duiken”. Dat wilde ik inderdaad niet en ben ik tot vandaag de dag blijven weigeren. Desondanks haalde ik twee diploma’s. Met mijn ogen dicht 7 meter onder water, omdat er godzijdank nog niet iets als ‘een gat’ was waar we doorheen moesten.
Na het praatje van de juf springen de eerste kinderen, met kleren aan, in het water. Ik zie mijn zoon wiebelen achter het startblok. In de kleedkamer was hij toch wat nerveus geworden maar nu lijkt hij er zin in te hebben. Zelf lijk ik vergeten hoe ik moet ademhalen. Ik wil lachen, huilen, klappen, wegduiken in een hoekje. Daar staat hij dan, vrolijk. Terwijl ik van alle golvende emoties niet weet waar ik het zoeken moet. Dan ligt hij ineens in het water en watertrappelt netjes op zijn plek. De kop is eraf. Als alle natte kleren met veel moeite van de lijven zijn afgestroopt wordt er een nieuwe rij gevormd. Zonder enige bedenkingen springt hij diep het water in en zwemt, ogen open, door het gat in een plastic zeil dat onder water hangt. Applaus van het hele zwembad, zoals na elk kind dat bovenkomt (wat ze gelukkig allemaal doen). Ik probeer de brok in mijn keel verwoed weg te slikken. Mijn kind kan dit. Kijk dan. Hij doet het alsof het niets is.
Bij het drijven op rug en buik wordt er aan de ouders gevraagd mee te tellen. Ik doe heel erg mijn best maar er komt geen geluid uit mijn mond. Er wordt rug gecrawld met ingespannen gezichten en een bijna-botsing. Waar we zachtjes om grinniken langs de kant. Als laatste nog een rondje watertrappelen op stampende muziek. Met zwaaien en duimen in de lucht. Dan is het klaar. Als iedereen het diploma heeft gekregen lopen de kinderen een ererondje. Ik zie glunderende gezichten. Niet bij de kinderen -die kijken alsof ze dit wekelijks doen, wat feitelijk ook zo is- maar bij de ouders. Misschien ook wat opluchting hier en daar. “Natuurlijk haal je het, anders laten ze je niet afzwemmen”, zei ik nog in de auto. En toch.
Dat je eigen ervaringen opnieuw boven zouden drijven, keer op keer. Dat al je emoties drie keer zo hard door je lijf heen zouden razen. Dat je hart buiten je lijf zou gaan rondzwemmen in een veel te groot en diep zwembad. Dat je steeds opnieuw gewezen zou worden op het feit dat het niet meer van jou is, dat hart. Dat het een eigen persoon zou worden, met heel eigen ervaringen. En dat je zo trots zou kunnen zijn op iets wat helemaal niet jouw prestatie is. Dat alles vertelden ze er niet bij toen ik een kind kreeg. Het is prachtig.
Lees hier alle blogs van Tessa op Beebs and Moms