Brillen, beeldschermen en buitenspelen
“Hij moet twee uur per dag buitenspelen. Schermtijd beperken: vooral niet te lang achter elkaar. Zijn bril zo veel mogelijk gebruiken, zeker op school en bij tv kijken.” Zo vertelde de mevrouw van het oogheelkundig centrum ons een half jaar geleden. Mijn destijds nog 5-jarige zoon, die met pupillen als schotels rondkeek vanwege de druppels die hij er eerder in had gekregen leek het vooruitzicht van een bril niet zo vervelend te vinden.
Mijn kind met een bril
Hoe anders was dat toen we er daadwerkelijk een uit gingen zoeken. Ik had zelf ook even moeten slikken. Mijn kind met een bril. Niet dat het onverwachts was, want zelf heb ik een sterkte van -6.75 (zonder bril of lenzen zie ik slechts vlekken en contouren met als gevolg dat ik altijd bang ben dat een plukje haar in de douche eigenlijk een spin is) maar toch. Met de bril eenmaal in huis was het gelukkig sneller gewend dan ik had gedacht.
Twee uur per dag naar buiten en 20 minuten maximaal achter een beeldscherm
Een paar weken geleden moesten we terug voor controle. Helaas bleken, als verwacht, zijn ogen alweer achteruit gegaan. Gelukkig nog niet zo veel dat het problematisch is, maar wel genoeg voor nieuwe glazen. En weer het devies: twee uur per dag naar buiten en niet langer dan zo’n 20 minuten per keer achter een beeldscherm. Nu zijn er genoeg digitale hulpmiddelen. Zoals een time-timer op mijn telefoon die vertelt dat de schermtijd op is. Of een Spotify-lijstje met dansmuziek voor de nodige beweging tussen het thuisscholen door. Maar daarmee zijn we nog niet buiten. Terwijl juist het ‘verder kijken’ dat je buiten doet zo belangrijk is voor je ogen.
Binnen- of buitenmens?
Ik herinner me dat ik als kind ofwel met mijn neus in een boek zat, ofwel aan het kleuren was. De campagne van een bekende buitenwinkel zegt: “Niet iedereen is een buitenmens. Maar niemand is een binnenmens.” Nou, dan kennen ze mij nog niet. Van jongs af aan al scharrel ik liever in huis rond dan in de tuin. Hutten bouwen? Nooit gedaan. Leren fietsen?
’t Is dat het moest. En nog steeds ben ik niet iemand die uit zichzelf snel ‘lekker een frisse neus gaat halen’. Ware het niet dat ik geen keuze heb, vanwege de kinderen. Die ik ook niet altijd makkelijk meekrijg want de appel valt niet ver van de boom: ook mijn zoon vermaakt zich in eerste instantie liever met zijn Donald Duck dan met een schommel of een voetbal. Zeker op koude, grijze, natte februari-dagen. Ik snap dat.
Toegegeven, als ik eenmaal een wandeling maak, een stuk fiets of even met de kinderen in de speeltuin ben is dat best lekker. En ook mijn zoon is uiteindelijk toch enthousiast aan het rennen of spelen. Als we ons er maar toe zetten. Wat niet van nature komt kost extra moeite. En of het uiteindelijk de achteruitgang van zijn ogen verminderd is maar de vraag, al lijk ik zelf een voorbeeld te zijn dat veel binnen spelen geen gunstig effect heeft. Maar het is hoe dan ook gezond, én een van de weinige dingen die in coronatijd voor verandering van omgeving zorgt. Dus met een app waarin ik de tijd die we buiten doorbrengen bijhoud proberen we elke dag die frisse neus te halen (zo lang ‘ie niet erg nat of koud wordt dan, er zijn grenzen). Met als doel aan het einde van het jaar minimaal aan de 730 uur te komen: gemiddeld 2 uur per dag. Gemiddeld, want hoe die uren uiteindelijk verdeeld zullen worden… Laat ik het zo zeggen: wij zijn klaar voor het voorjaar!